Model van Kolb:
Omdat kinderen vaak leren vanuit concrete situatie. Vanuit situaties die ze al eerder mee gemaakt hebben, heb ik ervoor gekozen om te beginnen met deze start.
Concrete situatie:
Spelvorm koppelen aan concrete situatie vanuit thuis.
- Actief spelen
- Interactie
- Gespreksvoering
Reflectie:
Na elk spel de concrete situatie terug koppelen aan de thuissituatie.
Wat eten de kinderen thuis.
Abstract:
Theorie aan de spellen koppelen, door te praten over dagelijkse situaties.
Actie:
De kinderen de spellen laten uitvoeren waarin wordt gecontroleerd of ze de kennis tot zich hebben genomen.
Leerstijlen:
Omdat elk kind op een andere manier iets leert zet ik meerdere leerstijlen in. Ik ga de kinderen via spelvormen, theorievormen en reflectie in contact laten komen met de schijf van 5.
Didactisch analyse model:
Beginsituatie:
- Wat kennen of weten ze al van het onderwerp of wat kunnen ze al?
- Waar sluit je bij aan?
- Hoe leren deze kinderen?
- Hoe is hun motivatie (intrinsieke en extrinsieke) en waarin zijn ze geïnteresseerd?
De kinderen met wie ik ga werken zijn van groep 5 en 6. De kinderen zijn in de leeftijd van 8/9 jaar. De kinderen hebben in de klas al enige informatie over voeding gehad. Toch is het hoogstwaarschijnlijk dat de kinderen nog nooit met de schijf van 5 hebben gewerkt. Ik ga tijdens mijn eerste spel ook meteen kijken wat de kinderen al weten zodat ik de beginsituatie op dat moment zelf goed kan bepalen. De kinderen zijn in iedere geval al in contact gekomen met voeding dus dat begrip kennen ze zeker. Verder weten kinderen op dit niveau al wat ongezond en gezond inhoud. Ook worden de kinderen in het dagelijks leven vaak geconfronteerd met gezondheid. Dus zijn ze zich redelijk bewust van wat gezondheid inhoud.
Deze kinderen leren nog heel erg op spelenderwijs. Daarom heb ik gekozen voor actieve spelvormen waarbij de kinderen bezig kunnen zijn. Dit afgewisseld met het bespreken van de spellen (reflecteren/informeren). De kinderen zijn voor deze activiteit intrinsiek gemotiveerd. Op deze leeftijd zijn ze nog heel leergierig en hoeft er geen beloning aan de activiteit zelf te zitten.
Doelstelling:
- kunnen
- kennen of weten
- ervaren of beleven
- ontdekken
- oefenen
* Ik wil dat de kinderen aan het eind van de KNAP activiteit weten wat de schijf van 5 is.
* Ik wil dat de kinderen aan het eind van de Knap activiteit de 5 aspecten van de schijf van 5 weten en de puzzel kunnen leggen.
* Ik wil dat de kinderen aan het eind van de Knap activiteit weten en wat er wel en niet in de schijf van 5 hoort.
* Ik wil dat de kinderen op een spelenderwijs ontdekken waarom voeding zo belangrijk is.
* Verder wil ik dat de kinderen tijdens de activiteiten actief bezig zijn zodat ze aan 30 min. bewegen per dag zijn gekomen.
Ik ga dit controleren door na elke spelvorm te reflecteren met de kinderen zodat ik kan zien wat de kinderen op gepikt hebben en of ik nog verder in moet spelen op een specifiek onderdeel.
Informatie keuze:
Ik heb gekozen om op een spelenderwijs d.m.v. spelletjes de kinderen op de hoogte te brengen over energie balans. Ik ga dit doen door middel van spelvormen en plaatmateriaal. Ik kies hiervoor omdat de kinderen al de hele dag op school hebben gezeten en vrijwillig na school deelnemen aan deze activiteit. De kinderen hebben zich de hele dag al moeten concentreren en dit moet een uitleef uurtje zijn waarbij ze ook nog iets nieuws leren.
Didactische werkvorm:
- In de inleiding beschrijf je hoe je de activiteit bij de kinderen introduceert, ze warm en enthousiast maakt en welke organisatievorm je daarbij gebruikt.
- In de kern beschrijf je stap voor stap de stof die aan de orde komt, de didactische werkvormen die je daarbij gebruikt en de leeractiviteiten van de kinderen.
- In het slot beschrijf je hoe je de activiteit afsluit met de kinderen en op welke manier je op deze activiteit wilt terugkomen of het product zichtbaar maakt.
Inleiding:
Bij de ontvangst ga ik mezelf voor stellen en doe ik ook een voorstel rondje met de kinderen zodat ze mijn naam en ik hun naam ken. Dat werkt tijdens de spellen beter want dan kan ik ze aanmoedigen en aanspreken.
Ik probeer de kinderen enthousiast te maken door meteen met een leuk actief estafette spel te beginnen. Zodat ze hun energie kwijt kunnen. Ook ga ik hier een wedstrijd element in gebruiken zodat het extra prikkelend is voor de kinderen.
Kern:
Ik maak gebruik van deze didactische werkvormen tijdens mijn les.
• Gespreksvormen
• Opdrachten
• Spelvormen
Ik begin met een spelvorm om meteen de aandacht te krijgen van de kinderen. De kinderen zijn dan ook wat uitgeraasd waardoor ze wat rustiger worden.
Ik werk met een methodiek door steeds spelvorm/opdracht te combineren met een gespreksvorm. Na elke spelvorm ga ik het nabespreken met de kinderen. Tijdens deze nabespreking koppel ik de theorie aan het dagelijks leven van de kinderen zelf.
De spelvormen die ik gebruik zijn:
Estafette, puzzel maken, lekkerland viesland.
De opdrachtvormen die ik gebruik zijn:
Kaartjes op de goede plek plaatsen, rebus maken.
Slot:
Als afsluiting ga ik aan de kinderen vragen hoe ze het hebben gevonden. Verder geef ik ze een foldertje mee waar nog informatie op staat wat de kinderen maar ook de kinderen kunnen lezen. Omdat ik tussen de spelvormen en opdrachtvormen tussen door samen met de kinderen reflecteer. Hoef ik aan het eind niet meer te checken wat de kinderen nog weten.
Hulpmiddelen:
Ik heb informatie van de GGD nodig over voeding zodat ik goed op de hoogte ben zodat ik vragen van de kinderen goed kan beantwoorden. En in kan spelen op dingen die ze zeggen.
Materialen die ik tijdens de spelvormen gebruik. Dat leen ik van de GGD. Deze materialen zijn nog nooit op deze manier toegepast. Ik gebruik deze middelen omdat deze gemaakt zijn op het niveau van de kinderen.
Procesevaluatie:
Beginsituatie:
Heb ik de begin situatie goed ingeschat?
De begin situatie van de groep heb ik goed ingeschat. De kinderen hadden al wel ooit gehoord van de schijf van 5 maar waren nog niet goed op de hoogte over de invloed en de regels. Het was slim om van te voren even te checken wat de kinderen al wisten van de schijf van 5. Zodat ik daar tijdens het lesgeven op in kon spelen.
Heb ik voldoende gegevens over de beginsituatie verzameld?
Ik heb geen informatie opgezocht over de beginsituatie. Ik heb dit ingeschat aan de hand van mijn eigen ervaring op mijn stage op de basisschool. Ook heb ik aan mijn coach gevraagd wat kinderen van die leeftijd al weten over de schijf van 5. Ondanks het deze keer goed ingeschat was, kan ik de volgende keer beter een leerkracht van groep 5/6 aanspreken en vragen wat de kinderen al weten.
Heb ik voldoende rekening gehouden met bijzondere omstandigheden (deelnemers, randvoorwaarden)?
Nee, ik was er van uit gegaan dat ik buiten of in de gymzaal terecht zou kunnen. Als het mooi weer was zou ik buiten blijven en anders naar binnen gaan (in de gymzaal). Ik had aan mijn coach gevraagd of zij de gymzaal wilde huren zodat ik zeker was van een accommodatie. Maar hier was iets misgelopen dus er was niks vast gezet. Hier had ik zelf nog achteraan moeten gaan. Want nu zat ik in een les lokaal waar de kinderen bijna niet konden bewegen.
Verder zouden zij ook voor de materialen zorgen. De materialen waren allemaal aanwezig maar niet in de juiste grote zoals ik me voorbereid had.
Ook had ik niet goed genoeg na gedacht over de omgang met een heel druk kind. Ik had me er niet goed op voorbereid, hoe ik hem zou gaan aanspreken, en welke rol ik in zou gaan nemen. Ik had beter van te voren met zijn leider kunnen praten hoe ze met hem omgaan zodat ik beter wist wat mijn rol was en hoe ik het beste met hem om kon gaan.
Lesopbouw:
Heb ik de juiste indeling gekozen voor de les?
Ja, de indeling van mijn les sloeg goed aan op de kinderen. De afwisseling tussen beweging en gesprekken was goed op elkaar ingestemd.
Hoe verliepen de afzonderlijke lesdelen?
Inleiding:
Bij de inleiding had ik niet meteen de aandacht omdat de kinderen niet wisten naar wie ze deze dag moesten luisteren. Dit kwam omdat er 4 volwassene aanwezig waren. Waarvan ik dus nieuw was en wel de leider was. Dit was niet meteen duidelijk. Toen we eenmaal bezig waren met mijn lesplanning verliep het goed. De kinderen begonnen meteen enthousiast te vertellen wat ze al wel en niet wisten. Ik ben er niet verder op door gaan vragen omdat ik meteen wilde beginnen met een actief spel. De kinderen konden zo hun energie kwijt.
Bij de 3 meiden had dit een goed effect. Bij het drukke jongetje werkte het niet hij werd er juist alleen maar drukker van.
Kern 1/2:
Tijdens deze kern deden de 3 meiden goed mee. Ik had alleen moeite met het opeisende gedrag van de jongen. Hij wilde continue in het beeld staan waardoor ik hem steeds moest afremmen. Eigenlijk gingen alle spelactiviteiten goed. Het enige punt waar ik tegenaan liep was mijn rol in deze situatie. Ik had al een inschatting gemaakt over de begeleiding die hij normaal kreeg, die begeleiding heeft hem nooit echt aangesproken op zijn gedrag waardoor ik het moeilijk vond om dat wel te doen zeker omdat de anderen leidsters er bij waren. Er was van te voren niet duidelijk over gecommuniceerd. Wat maakte dat ik mijn positie niet kende en daardoor niet goed op de jongen kon reageren. Als die andere leidsters er niet bij waren geweest was ik heel anders met hem omgegaan.
Afsluiting:
Tijdens de afsluiting had ik niet goed genoeg nagedacht over de indeling. Ik gaf namelijk als eerst de fly’ers en daarna wilde ik van de kinderen horen wat ze ervan vonden. Dat werkte niet mee omdat de kinderen alleen nog maar met de fly’ers bezig waren. Ik had dus beter eerst kunnen vragen hoe ze het vonden en daarna de fly’ers moeten geven.
Heb ik diverse lesdelen goed op elkaar afgestemd?
Ja, de lesdelen liepen in elkaar over zodat er een duidelijke opbouw/lijn in zat.
Organisatie:
Was de les veilig, doelmatig, intensief?
Omdat ik geen goede accommodatie had geregeld was de les vrij onveilig in de actieve gedeeltes. Het klaslokaal was vrij glad waardoor de kans op uitglijden groot was. Ik heb het risico van vallen zo klein mogelijk gemaakt door de kinderen te wijzen op de gladheid.
Mijn les was zeker goed doelmatig ingericht. Ik heb tijdens al mijn onderdelen naar mijn doel toegewerkt.
Ook had mijn les de goede intensiteit, de kinderen zijn continue bezig geweest. Dit niet alleen op actief gebied maar ook met theoretische aspecten.
Heb ik de juiste opstellingen gehanteerd?
Ik had ervoor gekozen om de kinderen in de lengte van de zaal te laten bewegen. Dit was ene goede opstelling omdat de kinderen zo de meeste ruimte hadden en de veiligheid het grootst was. Een punt waar ik wel tegen aan liep was dat ik de tafels 2 keer bij elkaar en weg heb moeten schuiven i.v.m. deze accommodatie.
Heb ik de juiste organisatievormen gebruikt?
Ja, ik had ervoor gekozen om de theorie, reflectie te combineren met spelvormen. Waardoor actief en luisteren/vertellen gecombineerd werd. Dit werkte goed bij deze kinderen omdat zo goed betrokken en geconcentreerd bij de les.
Heb ik bij het veranderen de opstellingen van de 6 w’s gebruikt?
Wie, wat, waar, wanneer, waarlangs, wat daarna:
Ik de spelvormen uitgelegd in deze termen.
Heb ik organisatorische differentiatie toegepast?
Nee, dat was in deze les/setting niet nodig.
Begeleiding:
Hoe was mijn omgang en communicatie met de deelnemer?
Omdat ik niet precies wist wat mijn rol was, heb ik een beetje tussen de leider en de kinderen in gestaan. Ik stond dus afwisselend in groep (op hetzelfde niveau van de kinderen) en buiten de groep als leider.
De communicatie verliep duidelijk. De kinderen begrepen wat ik bedoelde en hadden zelf ook duidelijke inbreng. De volgende keer moet ik er alleen wel opletten dat ik elk kind evenveel de beurt geef. Omdat er nu 2 dominante typetjes bij zaten kwamen die veel vaker aan bod als de andere 2 kinderen. Ik heb wel geprobeerd om de dominante kinderen af te remmen en de andere ook meer aan het woord te laten. Toch mocht dit nog meer.
Hoe was mijn presentatie?
Duidelijk en kort. Ik heb ze tijdens de les zoveel mogelijk aan de gang laten gaan. Ik heb de kinderen zelf met antwoorden laten komen en ben zo min mogelijk zelf gaan invullen. Ik stond duidelijk voor de groep.
Heb ik de juiste werkvormen in de juiste volgorde en op de juiste wijze gebruikt?
De werkvormen die ik heb gebruikt zijn:
- opdrachtvorm
- voorbeeldvorm (opdrachtvoorbeeld)
• waarneembaarheid
• vertraagd voorbeeld
• combinatie met instructie
- observatievorm
- vraagvorm
De opdrachtvorm en de voorbeeldvorm heb ik gebruikt bij het uitleggen van de actieve spelvormen. Ik heb hiervoor gekozen omdat de opdracht dan meteen duidelijk en compleet is en we daardoor snel kunnen beginnen. Doordat ik zelf het voorbeeld geef met de daarbij horende instructie. Ik heb gewerkt met een vertraagd voorbeeld en een combinatie met instructie.
De observatievorm heb ik gebruikt om in te spelen op situaties die zich voor doen tijdens de spelvormen. Door te observeren wat er gebeurd tijdens een spel kan ik daar tijdens de reflectie op inspelen.
Tijdens de theorie heb ik voornamelijk de vraagvorm gebruikt om zo te kunnen kijken wat de kinderen al weten. Op die antwoorden kon ik dan weer doorvragen
De werkvormen waren goed gekozen. Omdat ze het resultaat leverden wat ik van te voren gedacht had.
Heb ik het eigen voorbeeld voldoende ingezet?
Tijdens de actieve spelvormen heb ik zelf steeds het voorbeeld gegeven en bij de theoretische spellen heb ik de kinderen het voorbeeld laten geven.
Productevaluatie:
Omschrijving van het resultaat:
De kinderen konden aan het eind van de les:
- de schijf van 5 herkennen
- de 5 verschillende schijven beschrijven
- de 5 percentages van de schijf van 5 uit elkaar houden
- de 5 percentages van de schijf van 5 uitleggen
- de 5 regels van de schijf van 5 aan hun dagelijks leven koppelen.
De doelstelling was waarneembaar omdat ik na elke spelvorm de kinderen overhoord heb waaruit bleek dat de kinderen de theorie begrepen.
Kwantitatieve productevaluatie: (meetbaar resultaat)
Minimale eis:
De kinderen moeten aan het eind van de les de schijf van 5 kunnen uitleggen.
Kwalitatieve productevaluatie: (waardeerbaar, technisch resultaat)
Minimale eis:
De kinderen moeten na aanleiding van deze les bewust zijn van de regels van de schijf van 5 en deze kunnen koppelen aan hun dagelijks leven. Zodat zij uiteindelijk een betere indruk krijgen van gezond eten/leven.
vrijdag 17 april 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten